Scheiden de wegen tussen u en een werknemer door middel van een beëindigingsovereenkomst, dan heeft de werknemer een bedenktermijn van twee weken. Deze bedenktijd gaat officieel in op de datum wanneer de overeenkomst daadwerkelijk is ondertekend.
Eerdere mondelinge afspraken of een voorlopige overeenstemming per e-mail over het beëindigen van een arbeidsovereenkomst gelden niet als start voor de twee weken bedenktijd. Voor werkgevers is het daarom van belang dat, na overeenstemming, de officiële papieren zo snel mogelijk worden ondertekend en zijn voorzien van de juiste datum.
Voorbeeld
In een zaak die diende bij de kantonrechter, ging het om een werknemer die in een e-mail van 21 september 2015 aan zijn werkgever liet weten akkoord te gaan met de aangeboden beëindigingsovereenkomst mits het non-concurrentiebeding ongedaan zou worden gemaakt. Na aanpassing van de beëindigingsovereenkomst, ondertekende de werknemer op 28 september 2015 deze overeenkomst. Op 9 oktober 2015 bedenkt werknemer zich en ontbindt de beëindigingsovereenkomst. Zijn werkgever accepteert deze ingeroepen ontbinding niet. Op 3 november 2015 laat de gemachtigde van de werknemer aan de werkgever weten dat de werknemer berust in de eerder ondertekende beëindigingsovereenkomst. De werknemer op zijn beurt beweert dat hij niet akkoord is gegaan en verzoekt om doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling. De werkgever is primair van mening dat de werknemer te laat gebruik heeft gemaakt van zijn bedenkrecht. Subsidiair geeft de werkgever aan dat door de e-mail van 3 november 2015 een nieuwe beëindigingsovereenkomst is gesloten, waar geen bedenkrecht voor geldt. Een werknemer mag zich immers maar één keer in de zes maanden bedenken.
De kantonrechter stelt dat door de ondertekening op 28 september 2015 aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan en dat vanaf dat moment de beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen. Omdat vanaf 28 september 2015 ook de bedenktermijn ingaat, heeft werknemer met de brief van 9 oktober 2015 tijdig gebruik gemaakt van zijn wettelijke recht buitengerechtelijk de ontbinding van de beëindigingsovereenkomst in te roepen.