Als een werknemer tijdens de zomervakantie langere tijd op een camping verblijft en vanaf daar naar zijn werk reist, kan er sprake zijn van woon-werkverkeer. In dat geval mag de werkgever hem een onbelaste reiskostenvergoeding geven.
Bij woon-werkverkeer gaat het om reizen tussen de woning of verblijfplaats van de werknemer en de arbeidsplek. Als een werknemer langere tijd op een camping – of in een zomerhuisje of hotel – verblijft, kan de camping aangemerkt worden als zijn verblijfplaats. Als hij dan vanaf daar naar zijn werk reist, is er sprake van om woon-werkverkeer.
Waar brengt de werknemer de meeste dagen en nachten door?
Voor het bepalen of iets een verblijfplaats is, gelden dezelfde regels als voor de woonplaats. De Belastingdienst kijkt daarvoor naar de feiten en omstandigheden. Voor de verblijfplaats geldt in principe dat het gaat om een plek waar de werknemer de meeste dagen en nachten doorbrengt. Alleen de weekenden op de camping doorbrengen is dus niet voldoende.
Maar verblijft de werknemer er 3 maanden? Dan gaat het wel om een verblijfplaats voor die periode en zijn de reizen tussen de camping en de werkplek woon-werkverkeer. Dit betekent dat de werkgever maximaal € 0,19 per kilometer onbelast aan reiskosten mag vergoeden. Ook is dit van belang voor de kilometervergoeding en voor de bijtelling privégebruik auto (tool).
Reizen tussen de camping en de woning zijn privéreizen
Reist de werknemer vanaf de camping naar zijn woning, dan geldt die reis als een privéreis. En als de werknemer naar of van zijn werk nog even naar zijn woning reist, geldt het deel van de reis tussen de woning en de camping als privé-omrijkilometers.
Heeft de werknemer een zakelijke afspraak waar hij met de auto van de zaak vanaf de camping naartoe gaat, dan zijn ook deze kilometers zakelijk.
Bron: HR Rendement