Nieuwsbrief februari – Cybercrime, WWZ, oproepkrachten en meer..

WWZ, transitievergoeding Vóór WWZ twee jaar ziek, maar toch transitievergoeding

Een langdurig arbeidsongeschikte werknemer kan ook recht hebben op de transitievergoeding als hij al vóór 1 juli 2015 twee jaar arbeidsongeschikt was. De werkgever krijgt voor deze werknemer echter geen compensatie van die vergoeding.

Er is de laatste tijd veel te doen geweest rond het slapend dienstverband. Het thema staat ook regelmatig centraal in rechtszaken. In een recent kort geding was de vraag of een werknemer met een slapend dienstverband ook recht heeft op de transitievergoeding als al voor 1 juli 2015 – het moment waarop de Wet werk en zekerheid (WWZ) het recht op transitievergoeding introduceerde – de 2 jaar durende loondoorbetalingsplicht eindigde. De kantonrechter oordeelde in deze zaak dat de werkgever de transitievergoeding wel moest betalen, omdat pas in 2017 werd voldaan aan de vereisten voor een ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.

In 2019 verzoek om slapend dienstverband te beëindigen

De werkneemster had zich begin 2013 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Na 2 jaar – begin 2015 – werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80%-100%. Vanwege een operatie verwachtte de verzekeringsarts op termijn een ‘aanzienlijk herstel van de arbeidsmogelijkheden’. Maar dat herstel bleef uit. In maart 2017 stelde UWV vast dat de mate van arbeidsongeschiktheid onveranderd was gebleven. De werkgever zette het dienstverband slapend voort. Na het arrest van de Hoge Raad, verzocht de werkneemster in november 2019 om het dienstverband te beëindigen en de maximale transitievergoeding van € 81.000 te betalen. Daar was de werkgever niet toe bereid.

Geen compensatie van verplichte transitievergoeding

Voor de rechter stelde de werkgever dat de Hoge Raad de vergoedingsplicht had gekoppeld aan het moment van einde wachttijd, na 2 jaar arbeidsongeschiktheid. In dit geval eindigde de wachttijd op 5 januari 2015. Toen bestond er nog geen recht op een transitievergoeding. De kantonrechter zag het anders en keek voor de transitievergoeding naar het tijdstip waarop ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid mogelijk was. Dat was niet begin 2015. Tot maart 2017 verrichtte de werkneemster werk voor haar re-integratie. Pas in maart 2017 was duidelijk dat er niet binnen 26 weken herstel zou optreden en dat ontslag dus een optie was. De rechter oordeelde daarom dat de werkgever de vergoeding moest betalen. Extra nadelig voor de werkgever is dat hij hiervoor geen compensatie krijgt. Daarvoor moet het moment van 2 jaar ziekte op of na 1 juli 2015 liggen.
Rechtbank Noord-Holland, 23 december 2019, ECLI (verkort): 10491


 Aangifte doen van cybercrime kan voortaan onlineCybercrime

Volgens de politie zijn mensen minder geneigd aangifte te doen van cybercrime dan van criminaliteit die niet online plaatsvindt. Om dit laagdrempeliger te maken, is aangifte van cybercrime sinds kort ook online mogelijk.

Cybercrime neemt hand over hand toe, en het lijkt te lonen. Denk aan de universiteit van Maastricht die cybercriminelen een bedrag van 197.000 euro in bitcoins betaalde om gegijzelde bestanden weer vrij te geven; een zogenoemd geval van ransomeware. Om aangifte te vergemakkelijken, kan dit sinds kort online via de website van de politie. Vooralsnog kan dat alleen van helpdeskfraude, maar in de toekomst wordt dat een heel scala aan online delicten.

Rekening plunderen

Bij helpdeskfraude worden de slachtoffers benaderd door criminelen die zich voordoen als helpdeskmedewerkers van een softwarebedrijf. Door het gesprek slim te sturen, weten ze het slachtoffer zo ver te krijgen dat dit software installeert waarmee de crimineel de rekening van het slachtoffer kan plunderen. Het volgende misdrijf dat op de rit staat voor online aangifte, na helpdeskfraude, wordt het bovengenoemde ransomeware.

Vertegenwoordiger van de organisatie

Of er voor organisaties een speciaal online aangifteformulier komt, is nog niet duidelijk. Online aangifte voor particulieren geschiedt momenteel door in te loggen met een persoonlijk DigiD. De politie adviseert op dit moment organisaties die slachtoffer zijn geworden van cybercriminaliteit (pdf) om langs te komen of het landelijke nummer te bellen. Vorig jaar ontving de politie ongeveer 1600 meldingen van cybercrime.


OproepkrachtDrie soorten contracten voor oproepkracht

Een werkgever kan voor oproepwerk verschillende contractvormen overeenkomen: de voorovereenkomst, het nulurencontract of het min-maxcontract. Deze laatste twee vallen onder de WAB-regels voor de oproepovereenkomst.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) bestaat er een wettelijke definitie van de oproepovereenkomst. In de praktijk vallen het nulurencontract en min-maxcontract altijd onder die definitie. Voor de voorovereenkomst gelden de nieuwe regels van de WAB niet.

Oproepen via voorovereenkomst

Bij een voorovereenkomst (tool) ontstaat er pas een arbeidsovereenkomst als de werkgever de werknemer oproept. Hij is niet verplicht om de oproepkracht op te roepen als er werk is. De oproepkracht is op zijn beurt ook niet verplicht om gehoor te geven aan de oproep. Zolang de oproepkracht niet heeft gewerkt, heeft hij geen recht op loon. Let wel op de ketenregeling. Bij iedere oproep ontstaat een nieuwe arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd. Hierdoor ontstaat al vrij snel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Oproepen via nulurencontract

Bij een nulurencontract ontstaat er wel direct een arbeidsovereenkomst, maar is er geen vast aantal arbeidsuren vastgelegd. De werkgever is verplicht om de werknemer op te roepen als er geschikt werk is en de werknemer is verplicht om gehoor te geven aan de oproep, op voorwaarde dat hij minstens vier dagen voor het werk de (schriftelijke of elektronische) oproep ontvangt. Een cao kan van deze termijn afwijken. Trekt de werkgever binnen vier dagen vóór het werk een oproep in, dan moet hij toch het loon voor de oproep betalen. Bovendien heeft de werknemer bij iedere oproep recht op loon voor minimaal drie uur, ook als hij minder dan drie uur heeft gewerkt.

Oproepen via min-maxcontract

Bij een min-maxcontract spreekt de werkgever met de werknemer een bepaald minimumaantal uren per periode af (de garantie-uren). Over deze uren moet de werkgever in elk geval het loon doorbetalen, ook als de werknemer niet is opgeroepen. Daarnaast spreekt de werkgever met de werknemer af voor hoeveel uur hij maximaal oproepbaar is. Voor die uren moet de oproepkracht beschikbaar zijn. De oproepregels die hierboven bij het nulurencontract genoemd zijn (voor een deel voortkomend uit de WAB), gelden ook voor het min-maxcontract.


 Flexwerkers combineren vaak verschillende banenFlex

Flexwerkers en zzp’ers hebben te kampen met grotere onzekerheid over hun baan en dus inkomen. Zij passen dus verschillende strategieën toe om voor zichzelf toch wat meer vastigheid te creëren, bijvoorbeeld het combineren van banen.

Flexwerkers hebben minder werkzekerheid dan mensen met een vaste baan. Geen wonder dat ze op andere manieren proberen om toch een betrouwbaar inkomen op te bouwen. Een vaak toegepaste strategie is het combineren van verschillende banen, ook wel multi-jobbing genoemd. Voor wat betreft de werkzekerheid blijkt dit zeker effectief, maar qua inkomen biedt het minder garanties. Mensen met meer dan één baan hebben vaker een inkomen dat onder de armoedegrens ligt. In Nederland hebben 539.000 werknemers (7,4% van de beroepsbevolking) meer dan één betaalde baan.

Informeel leren

Een andere strategie is het zogenoemd ‘informeel leren op de werkvloer’. Ook dit blijkt bij te dragen aan het vergroten van de baan- en inkomenszekerheid, vooral bij lager opgeleiden. Het kost uitzendorganisaties relatief weinig, maar helaas wordt deze aanpak nog weinig toegepast. De voornaamste oorzaak lijkt onbekendheid van uitzendbureaus met deze informele manier van kennisverwerving. Bovendien ontbreekt op dit moment formele erkenning van de opgedane kennis. Het rapport ‘Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt’ van TNO en CBS zoomt in op de problemen die flexwerkers en zzp’ers op de arbeidsmarkt ervaren.


WOZTe hoge WOZ-waarde? Maak bezwaar!

De WOZ-beschikkingen ploffen deze weken weer op de digitale deurmat. Veel overheidsorganen baseren een hele trits belastingen op deze waardering van vastgoed. Een te hoge WOZ-waarde doet dus pijn in de portemonnee. Zeker eigenaren van appartementen moeten opletten.

In de beschikking voor de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) maakt de gemeente een schatting van de waarde van woningen en bedrijfspanden op een bepaalde datum. Voor de WOZ-beschikkingen van dit jaar is de peildatum 1 januari 2019. De kans is groot dat de waarde hoger ligt dan vorig jaar. WOZ-toezichthouder de Waarderingskamer voorspelde eerder een gemiddelde stijging van 8 tot 10% voor de WOZ-waarde van woningen.

Hoe komt de gemeente aan de WOZ-waarde?

De WOZ-waarde werkt door in een reeks lokale belastingen. Zo is de onroerendezaakbelasting (OZB) een percentage van de WOZ-waarde. Dat geldt ook voor de waterschapsheffing die waterschappen innen. Voor het bepalen van de WOZ-waarde van woningen kijkt de gemeente naar verkoopprijzen van vergelijkbare panden. Bij bedrijfspanden hanteert de taxateur vaak de zogeheten huurwaardekapitalisatiemethode. Daarbij wordt de geschatte huurwaarde vermenigvuldigd met een ‘kapitalisatiefactor’. Belastingplichtigen die het niet eens zijn met de WOZ-waarde kunnen bezwaar maken (zie ook deze maatwerkbrief), binnen 6 weken na de dagtekening van de beschikking. Er zijn ook veel bureaus actief die zich specialiseren in het indienen van deze bezwaren, vaak op basis van ‘no cure, no pay’.
Juist omdat de WOZ-waarde invloed heeft op een waaier aan belastingen, is de waarde ook voer voor veel rechtszaken. Om de WOZ-waarde omlaag te krijgen moeten eigenaren een beroep doen op ‘waardeverminderende factoren’. Zo hebben rechters de afgelopen tijd geoordeeld dat condensvorming en minicontainers in de buurt géén reden waren om de WOZ-waarde te verlagen. De ligging naast een coffeeshop en een loze ruimte van 50 m2 onder het puntdak waren weer wél waardeverminderend.

Reservefonds van VvE’s meegeteld in waarde

Zeker eigenaren van appartementen moeten de WOZ-waarde misschien nog eens extra tegen het licht houden. In consumentenprogramma Kassa zeggen een WOZ-bezwaarbureau en een belangenvereniging voor verenigingen van eigenaren (VvE’s) dat tot wel tienduizenden appartementen kampen met een te hoge WOZ-waarde. Dat komt doordat gemeenten het reservefonds van de VvE meetellen in de waarde van het appartement. Volgens deze partijen mag dat niet, en zij verwijzen daarbij naar een uitspraak van het gerechtshof in Den Haag.

Een hogere WOZ-waarde kan ook juist positief uitwerken, namelijk op de hypotheek. Want het onderpand is meer waard, dus de bank loopt minder risico. Daardoor zou de bank eventueel de zogeheten risico-opslag op het rentepercentage kunnen schrappen.

Bron: Hr Rendement


Save the date

28 mei 2020 staat onze jaarlijkse Korentodag gepland. Het complete programma volgt later. Wel kunnen we vast een tipje van de sluier oplichten.
Dit jaar houden we het in Burgers Zoo in Arnhem. Het is een unieke beleving in een avontuurlijke sfeer. 28 mei 2020.

De officiële uitnodiging volgt.