Nieuwsbrief oktober – Cybercriminaliteit, parameter voor loonheffingen en spoedwet fiscale eenheid

In deze nieuwsbrief:


Mkb moet aan de bak in strijd tegen cybercriminaliteitCybercriminaliteit

Ondanks alle aandacht voor cybercriminaliteit blijkt er voor het Nederlandse mkb op dat gebied nog werk aan de winkel. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) neemt het mkb minder vaak maatregelen om de digitale veiligheid te verbeteren dan grote ondernemingen. Mkb’ers lopen volgens het CPB nu ‘onnodige risico’s’.

De digitale wereld is ongekend populair onder criminelen. Alleen al de zogeheten DDoS-aanvallen die computersystemen van banken lamleggen maken duidelijk dat er voor Nederland ook grote economische belangen gemoeid zijn met het aanpakken van cybercriminaliteit. Daarom stellen de rekenmeesters van het CPB sinds 2016 elk jaar een rapport op over hoe het is gesteld met de digitale veiligheid in ons land.

Extra geld om ondernemers te ondersteunen

In het algemeen is dat beeld best goed. Zo zijn Nederlandse websites in vergelijking met andere landen goed op dreef met het toepassen van versleutelingsstandaarden. Het kabinet trekt ook extra geld uit voor digitale veiligheid. Zo is op Prinsjesdag bekendgemaakt dat het ministerie van Economische Zaken jaarlijks € 5 miljoen beschikbaar heeft om ondernemers te ondersteunen.
Maar het blijft een ‘wapenwedloop’, schrijft het CPB. De criminelen worden steeds gewiekster, de phishing-mails sluwer en de malware (tool) slimmer. Ook blijft cybercriminaliteit vaak onbestraft en doen burgers en ondernemers minder snel aangifte van deze delicten dan van andere criminaliteit.

Vaker versleuteling data bij grote onderneming

Uit het onderzoek blijkt dat het mkb een achterstand heeft ten opzichte van grote ondernemingen. Daarom lopen mkb’ers volgens het CPB risico’s die makkelijk in te dammen zijn door meer beveiligingsmaatregelen te nemen. Grote ondernemingen kiezen bijvoorbeeld vaker voor het versleutelen van data of ze laten werknemers verplicht inloggen met een ‘token’. Dat kan een apart kastje zijn (zoals veel banken ook gebruiken voor internetbankieren) of bijvoorbeeld een beveiligde app op de smartphone. Of het verschil in beveiliging komt door ‘een rationele kosten-batenafweging’ of door een kennisachterstand, heeft het CPB niet kunnen achterhalen.
Extra maatregelen zijn echter geen overbodige luxe, zo stelt het rapport, want in 2016 kreeg 15% van de ondernemingen met 10 tot 20 werknemers te maken met een cyberaanval.


LoonheffingenAanpassing parameterwaarden voor loonheffingen 2019

De definitieve parameterwaarden voor de loonheffingen 2019 worden uiterlijk op 22 november 2018 aan de softwareleveranciers aangeleverd. Een dag na de geplande stemmingen over het Belastingplanpakket 2019 in de Tweede Kamer start bij de Belastingdienst de verwerking van de parameterwaarden. Dit schrijft staatssecretaris Snel van Financiën in de Parameterbrief Belastingdienst 2018.

Wijzigingen voor de loonheffingen moeten vaak worden verwerkt in de software van externe leveranciers die de aangepaste software leveren aan werkgevers die weer op tijd hun loonadministratie op orde moet brengen. De Belastingdienst is hierover in nauw contact met de softwareleveranciers.

Met de parameterbrief geeft de Belastingdienst inzicht in de doorlooptijden van wijzigingen van parameters en andere wijzigingen in het systeemlandschap van de Belastingdienst.

Parameters

De meeste bedragen en percentages waarmee de Belastingdienst werkt zijn parameters. Voor de loon- en inkomstenbelasting valt te denken aan: de tariefpercentages voor de belastingschijven, de lengte van de belastingschijven, en de bedragen en percentages van heffingskortingen.

Loonheffingen

Wijzigingen loonbelastingtabellen per 1 januari – uiterste datum: 22 november, in de praktijk: cijfers na stemmingen Tweede Kamer (bij een regulier Belastingplantraject).

Bij wijzigingen ná 22 november moet tussentijds per 1 april een nieuwe set loonbelastingtabellen worden uitgebracht.

Inkomstenbelasting niet-winst

De voorlopige aanslagen (zowel de massaal opgelegde als de zelf aangevraagde) – uiterste datum: 22 november, in de praktijk: cijfers na stemmingen Tweede Kamer (bij een regulier Belastingplantraject)

Inkomstenbelasting winst

Aanpassing tarieven en schijfhoogtes IH-winst (zowel de massaal opgelegde als de zelf aangevraagde) –  uiterste datum: 22 november, in de praktijk: cijfers na stemmingen Tweede Kamer (bij een regulier Belastingplantraject).

Gegevensset

Beperkte wijzigingen op de gegevensset voor de loonheffingen – voorbereidingsperiode: 6 maanden

Rubriekswijzigingen in de gegevensset voor de loonheffingen – voorbereidingsperiode 9 maanden

Vaak kunnen rubriekswijzigingen die op 1 april van het jaar voorafgaand (t-1) bekend zijn, per 1 januari daaropvolgend worden doorgevoerd. Na 1 april worden in principe alleen nog wijzigingen op de gegevensset doorgevoerd op grond van wet- en regelgeving.

Met de softwareleveranciers, UWV en CBS is de afspraak gemaakt dat zij de conceptspecificaties voor de loonaangifte voor het volgende belastingjaar uiterlijk op 1 juli van het jaar voorafgaand (t-1) ontvangen.

Structuurwijziging

Voor ingrijpende wijzigingen is een langer voorbereidingstraject nodig. De introductie van een nieuwe tegemoetkoming in het kader van de Wet Tegemoetkomingen Loondomein (WTL) is een structuurwijziging voor de loonaangifte. Daarvoor gelden de hiervoor genoemde termijnen.


Ingangsdatum spoedwet fiscale eenheid verschuift naar 2018Spoedwet

Het kabinet verschuift de ingangsdatum voor de spoedwet rond de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting (VPB). In plaats van 25 oktober 2017 wordt dat 1 januari 2018. Daardoor hoeven bv’s de spoedreparatie nog niet te verwerken in de aangifte VPB over 2017.

De fiscale eenheid VPB is een populaire constructie in Nederland. Ondernemingen binnen de eenheid kunnen winsten en verliezen onderling verrekenen en hoeven bijvoorbeeld ook maar één gezamenlijke aangifte voor de VPB in te dienen.

Binnenlandse fiscale eenheid raakt voordelen kwijt

De eerder aangekondigde spoedreparatie is het gevolg van een arrest van het Europese Hof van Justitie. Dit heeft geoordeeld dat de Nederlandse fiscale eenheid voor de VPB discrimineert. Want buitenlandse ondernemingen kunnen geen fiscale eenheid vormen en dus ook niet profiteren van de voordelen die zo’n constructie biedt.
Naar aanleiding van het arrest heeft het kabinet een spoedreparatie opgetuigd. Die komt erop neer dat bepaalde voordelen ook voor puur binnenlandse fiscale eenheden vervallen. Daardoor kan het voorkomen dat ondernemingen bijvoorbeeld minder rente in aftrek kunnen brengen en dus méér VPB moeten afdragen.

Ingangsdatum nu 1 januari 2018

Nu duikt de spoedwet rond de fiscale eenheid plots op in de maatregelen die het kabinet neemt met het vrijgekomen geld van de dividendbelasting. Aan de spoedwet zelf verandert in deze plannen niets, maar wel aan de terugwerkende kracht van de wet. Die stond eerst op 25 oktober 2017, 11:00 uur, het tijdstip dat de advocaat-generaal van het Europese Hof als eerste concludeerde dat de fiscale eenheid zou discrimineren.
Het kabinet maakt van de ingangsdatum nu 1 januari 2018. Dat scheelt ondernemingen rekenwerk. Want zo hoeven ze niet voor een deel van 2017 te rekenen met het ‘oude’ regime en voor het deel na 25 oktober met het nieuwe regime. Ondernemingen die al een aangifte VPB over 2017 hadden ingediend, zullen een correctie moeten indienen.


TransitievergoedingTransitievergoeding als werkgever arbeidsovereenkomst beëindigt

Een transitievergoeding is verschuldigd als het initiatief van het einde van de arbeidsovereenkomst bij de werkgever ligt. Dat oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Een werkneemster is op 4 mei 2015 op basis van een arbeidsovereenkomst (uitzendovereenkomst voor bepaalde tijd), in dienst getreden bij de werkgever. De uitzendovereenkomst had de duur van één jaar en is daarna voor dezelfde duur tweemaal verlengd, en eindigt van rechtswege op 27 maart 2018.

Bij brief van 14 februari 2018 is het einde van de arbeidsovereenkomst aangezegd aan de werkneemster. In de periode na de aanzegging zijn door de werkgever aan de werkneemster diverse functies met dezelfde arbeidsvoorwaarden aangeboden.

Wat zegt werkneemster?

De werkneemster verzoekt de kantonrechter de werkgever te veroordelen om de verschuldigde transitievergoeding te betalen. Zij voert daartoe aan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen ten minste 24 maanden heeft geduurd en dat de arbeidsovereenkomst na einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet is voortgezet. Het einde van de arbeidsovereenkomst is namelijk aangezegd. Daarom maakt zij aanspraak op een transitievergoeding.

Wat zegt werkgever?

De werkgever stelt dat het verzoek tot betaling van de transitievergoeding moet worden afgewezen. De werkgever laat weten voorafgaand aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst diverse functies aan de werkneemster te hebben aangeboden, waardoor de aanzegging volgens het bedrijf inhoudelijk is gewijzigd. De werkneemster heeft de voorstellen echter afgewezen, zodat zij er zelf voor heeft gekozen om geen nieuwe arbeidsovereenkomst te sluiten. De arbeidsovereenkomst is daardoor op initiatief van de werkneemster niet voortgezet. Een grondslag voor toekenning van een transitievergoeding ontbreekt dan ook, aldus de werkgever.

Wat zegt rechter?

Uit de wettekst van artikel 7:673 BW volgt dat uitgangspunt moet zijn dat een transitievergoeding is verschuldigd wanneer het initiatief van het einde van de arbeidsovereenkomst uitgaat van de werkgever. In deze zaak heeft de werkgever bij brief van 14 februari 2018 het einde van de arbeidsovereenkomst aangezegd per 27 maart 2018. Daarom moet ervan uit worden gegaan dat het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst kwam van de werkgever.

Aanzegging is leidend

Alhoewel de werkgever aanvoert, hetgeen overigens is betwist door de werkneemster, dat zij in de periode na de aanzegging meerdere functies aan de werkneemster heeft aangeboden, zodat de aanzegging inhoudelijk is gewijzigd, betekent dat niet dat daardoor het initiatief tot einde van de arbeidsovereenkomst bij de werkneemster is komen te liggen. De aanzegging van het einde van de arbeidsovereenkomst lag op dat moment al bij de werkneemster. Die aanzegging is leidend en het aanbieden van andere functies voor het einde van de arbeidsovereenkomst maakt niet dat daarmee de aanzegging is komen te vervallen.

De werkneemster heeft recht op een transitievergoeding van € 1.089,78 bruto. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van het netto equivalent daarvan.